Auteur: Rob van den Bergh, oprichter en bestuurslid van de economenclub.

De autonomie van Curaçao per 10-10-10 heeft economisch weinig goeds gebracht. Als eiland zijn we minder gaan produceren en zijn we armer geworden. Vertrouwen in de economie is laag, innovaties blijven uit en nieuwe projecten komen moeilijk van de grond. Wat zijn de oorzaken van deze 7 magere jaren en is er zicht op 7 vette jaren?

Wat feiten over de afgelopen 7 jaar

Wat we met elkaar produceren, het bruto binnenlands product (BBP), is in de periode 2010-2016 afgenomen met 2,1%. Als we de productie verdelen over de bevolking zien we dat deze per inwoner met 7,5% is gedaald. In dezelfde periode is de overheidschuld, uitgedrukt in een percentage van het bruto nationaal product, van 34,5% naar 45,6% toegenomen.

Het vertrouwen in de economie bij het bedrijfsleven op Curaçao lag voor 10-10-10 redelijk hoog, is tussen 2011-2012 sterk gedaald om daarna geleidelijk aan te verbeteren. Echter, een ruime meerderheid van de bedrijven (70%) stelt dat alles min of meer hetzelfde blijft.

De perceptie over het investeringsklimaat op Curaçao over de afgelopen jaren is en blijft laag: 66% vindt het matig en 21% vindt het slecht. In 2015 zei 74% van de gezinnen dat het slechter gaat met het eiland. 52% zei voorts dat in de periode 2010-2015 hun persoonlijke situatie is verslechterd. De werkloosheid is van 10,0% in 2010 toegenomen naar 13.3% in 2016.

Enkele oorzaken van de zeven magere jaren:

Politiek bestuurlijke instabiliteit
Sinds 10-10-10 heeft Curaçao in zeven jaar tijd zes kabinetten gehad. Op weinig beleidsterreinen is sprake geweest van vernieuwing of verbetering. De wijze waarop politiek gevoerd wordt, heeft er toe geleid dat de meerderheid van de bevolking geen vertrouwen meer heeft in de politiek, noch in haar politieke leiders.

Kwaliteit van het ambtenarenapparaat
De samenvoeging van de overheidsdiensten van het Land Nederlandse Antillen en Eilandgebied Curaçao tot een organisatie bestaande uit negen ministeries per 10-10-10 is grotendeels mislukt. Hier en daar zijn er de afgelopen 7 jaar reparaties uitgevoerd.

Ten tijde van een politieke bestuursvacuum in andere landen, zoals in Nederland en België, zorgt een professioneel ambtenarenapparaat ervoor dat alles gewoon doorgaat. Dat is mogelijk als voordien beleid en procedures zijn vastgelegd, daarvoor geld is gereserveerd en er geen sprake is van een patronagesysteem. Op Curaçao ontbreekt het doorgaans aan alle drie: beleid, geld en een professioneel apparaat

Stijging van de sociale premies
De overheidsfinanciën zijn mede door de schuldsanering door Nederland redelijk op orde. De publieke financiën worden ook nauwlettend door de Commissie Financieel Toezicht (CFT) in de gaten gehouden. De prijs voor begrotingsevenwicht is grotendeels betaald door het bedrijfsleven dat de sociale premiedruk zag stijgen: meer AOV/AWW-premie en een hogere werkgeversbijdrage door de invoering van de basisverzekering ziektekosten (BVZ). Ook werknemers moeten meer premie betalen.

Ouderwetse overheid, ‘old politics’
Vigerende arbeidswetgeving uit de jaren zeventig, een Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (1964) dat innovatie van het overheidsapparaat frustreert, douanewetgeving uit 1908, zegels plakken op overeenkomsten (zegelverordening, 1908), lage boetes op zware milieudelicten, etc., etc. Veel ouderwetse en achterhaalde wet- en regelgeving in combinatie met voor een gebrekkige uitvoering van het beleid, voor zover aanwezig en vastgesteld, creëert ‘red tape’. Dit werkt een cultuur in de hand van het geven van ‘fabors’ en pastechis.

‘out of date economy’ De economische trots van Curaçao in de vorige eeuw, de olieraffinage, logistiek/handel en internationale financiële dienstverlening, brokkelen af. Toerisme recentelijk zelfs ook, maar daarvoor geldt dat de potentie die het heeft niet voldoende mate wordt benut. Dit houdt niet in dat er in het geheel geen aandacht meer voor deze sectoren moet zijn, maar de focus moet anders omdat de teruggang een gevolg is van:

  • Zwak ondernemerschap. De ondernemende generatie op Curaçao is vergrijsd, vaak boven de 60 en soms 70 jaar; die zitten nieuwe ondernemers in de weg.
  • Gebrek aan innovatie. Nieuwe producten en diensten worden slechts mondjesmaat aangeboden. Vele ondernemingen blijven in hun ‘comfort zone zitten. “Ze vinden het zo wel goed” en investeren nauwelijks.
  • Geen link met het internationale bedrijfsleven. Veel bedrijven zijn geen onderdeel (meer) van een internationaal concern of productieketen of hebben onvoldoende internationale contacten. Dat zorgt dat deze bedrijven achterblijven bij internationale ontwikkelingen.

Teruglopende koopkracht
De optelsom van de negatieve economische groei heeft ertoe geleid dat het besteedbaar gezinsinkomens niet of nauwelijks is gestegen terwijl de kosten van levensonderhoud wel zijn gestegen. Dat heeft weer negatieve gevolgen voor bedrijven die afhankelijk zijn van afzet op de lokale markt.

Gelukkig was afgelopen zeven jaar niet alles negatief. De schuldsanering van de overheid, de controle op overheidsuitgaven en de stand van de deviezenreserve zijn positieve aspecten waar Curaçao ver voorligt op andere Caribische eilanden. Ook zijn er initiatieven genomen om ondernemerschap te stimuleren, buitenlandse investeringen aan te trekken;ook zijn enkele belastingentarieven verlaagd. Allemaal goede initiatieven.

Maar helaas, de balans van zeven jaar een autonoom Curaçao is economisch gezien negatief. Genoemde oorzaken zijn bekend en worden door vrijwel iedereen onderschreven, zei het dat de één het dieptepunt ergens anders legt dan de ander. Resteert de vraag: zal het in de toekomst beter gaan? Wanneer beginnen de zeven vette jaren?

Op weg naar de zeven vette jaren

De vette jaren zullen zeker niet voor 2019 beginnen. Daarvoor moeten plan A en plan B gerealiseerd worden.

Plan A is Guangdong Zhenrong Energy (GZE), de voorgenomen Chinese investeringen in de petrochemische industrie op Curaçao. Indien de geschetste plannen doorgaan zal dat voor de economie een ‘game changer’ betekenen. Een economisch effect zal in 2018 nauwelijks voelbaar zijn omdat de echte investeringen pas in 2019 en later zullen plaatsvinden. Het is onduidelijk hoe de investeringen zich economisch gaan vertalen in termen van groei van het BBP, meer deviezen en overheidsinkomsten. De vraag is ook of deze investeringen leiden tot meer werkgelegenheid voor de niet-werkende bevolking op Curaçao en afname van het aantal gezinnen dat gezinnen onder het bestaansminimum leeft. Deze vraag is reëel omdat het zeer goed mogelijk is dat het arbeidsaanbod op Curaçao niet op de vraag van GZE is afgestemd met als gevolg dat immigranten (uit China?) deze arbeidsplaatsen zullen innemen.

Het hebben van een plan B voor de economie van Curaçao is niet alleen van belang in geval de GZE-investeringen niet doorgaat. Het moet ook zorgen dat iedereen die wil werken en niet in aanmerking komt voor een baan via GZE kan werken. Plan B zal tevens moeten omvatten hoe Curaçao denkt afscheid neemt van haar ‘old politics’ en hoe Curaçao haar economie gaat ombouwen tot een ‘state of the art economy’.

Het zal een hele klus worden.

Geef een reactie