De resultaten van de Curaçaose economie waren bedroevend de afgelopen twee decennia. We sluiten 2017 negatief af met een krimp van 1,4%. Het nieuwe jaar zal geen economische voorspoed brengen met een voorspelde groei van 0,3%. Het zou ook onzinnig zijn om te verwachten dat het in 2018 opeens veel beter zou gaan. Hoe zullen de consumenten, investeerders en overheid gaan reageren op deze verwachtingen. Wachten ze af wat er gaat gebeuren, of nemen ze in het nieuwe jaar het lot in eigen handen.

Negatief nieuws wint

Het AD van 28 december j.l. illustreert dat het niet goed gaat met de Curaçaose economie: “Exit GZE nabij”, “Overname Insel in de gevarenzone”, PDVSA zinkt weg in troebel water”, “Schuldenprobleem niet onderschatten”. Positief is daarentegen voor ambtenaren dat ze vrij zijn op 2 januari en vuurwerk verkopen gestart zijn. “Don’t stop de Carnaval” zou een boektitel kunnen zijn die (ook) op Curaçao slaat.

Het nadeel van negatieve beeldvorming

Dat economische groei de afgelopen jaren geen vanzelfsprekendheid was mag niemand verbazen. De structuur van de economie is aan het wijzigen. Curaçao heeft lange tijd gesteund op vier pilaren: de raffinaderij, de internationale financiële dienstverlening, de internationale handel en het toerisme. Drie daarvan brokkelen langzaam maar zeker af. Alleen het toerisme is het laatste decennia gegroeid, echter onvoldoende om de krimp van de andere peilers op te vangen.

Nieuwe initiatieven vanuit de private sector zijn beperkt en de overheid is bij onmachte gebleken om het economisch vertrouwen in Curaçao terug te winnen zoals uit de Conjunctuuronderzoek van het CBS valt op te maken. De economische vooruitblik van de Centrale bank schets een beeld over 2018 van verminderende economische activiteiten, vooral op gebied van de export. Uitzondering vormt het toerisme. Daarmee zal het in 2018 beter gaan zodat de gehele Curaçaose economie nog net een reële groei van 0,3% kan realiseren.

Kortom, het lijkt op een scenario waarin Curaçao economisch doormoddert.

De berichtgeving in de traditionele en sociale media, de algemene sfeer en tendens onder de bevolking en bedrijven bevestigen dit negatieve beeld. Ook de wijze waarop Curaçao politiek bedrijft, de overheid haar prioriteiten bepaalt, beleid uitvoert, handhaaft dragen bij aan deze beeldvorming.

Dit beeld vormt geen aanleiding en prikkel voor ondernemers om op Curaçao te gaan investeren, nieuwe activiteiten te ondernemen, noch voor consumenten om eens flink geld uit te geven. Als een ieder op Curaçao zich zo gedraagt en dat ook verteld wordt tegen buitenlandse investeerders, wordt de voorspelde nulgroei vanzelf een “self fullfilling prophecy”.

Elk nadeel heeft z’n voordeel

De economische situatie dreigt in 2018 zo nijpend te worden dat er een klimaat kan ontstaan als toentertijd in 1985 toen de Shell van Curaçao vertrok; of ten tijde van het Kabinet Pourier in de jaren 90, toen onderhandelingen met het IMF plaatsvonden om extra steun uit Nederland te krijgen en het besef ontstond dat er echt iets moest gebeuren. Toen was opeens politiek van alles mogelijk. In een dergelijk klimaat kunnen beleidsmaatregelen genomen worden die vroeger door een combinatie van politieke, zakelijke en privébelangen werden tegengehouden.

Ondernemers, consumenten en overheid kunnen bij de pakken neerzitten en op dezelfde wijze doormodderen als gedurende de afgelopen jaren. Dat is geen optie omdat het onherroepelijk leidt tot een geleidelijke verdere afbrokkeling van de economische structuur met als gevolg minder overheidsinkomsten, meer werkloosheid, armoede en criminaliteit. De enige optie is om in 2018, zo snel mogelijk daadwerkelijke economische veranderingen door en innovaties in te voeren. De particuliere sector zal het initiatief moeten nemen en de overheid moet faciliteren.

Om bij het laatste te beginnen. Bij het faciliteren door de Curaçaose overheid van de private sector ligt een grote uitdaging voor de regering van Curaçao. Bestuurders zelf erkennen dat het niet goed gaat en ambtenaren bevestigen dat het nog nooit zo slecht is geweest binnen het apparaat; sinds 10-10-10 is de kwaliteit van de dienstverlening vooral verslechterd. Eenvoudige reparaties aan de overheidsorganisatie zal weinig opleveren. De facto is vereist dat een geheel nieuw overheidsapparaat opgebouwd moet worden, met louter gekwalificeerde, gemotiveerde en presterende werknemers die binnen duidelijke beleidskaders werken. Dit vereist tevens het opheffen van het te veel aan wettelijke bescherming dat ambtenaren genieten. Dit klinkt wellicht weinig realistisch binnen de huidige Curaçaose context. Maar aan de andere kant: “zachte heelmeesters maken stinkende wonden”. Politici en bestuurders hebben het afgelopen decennium aangetoond dat de huidige manier van beleid voeren tot weinig of niks leidt en zeker niet tot economische groei. Er was dan ook sprake van een totaal gebrek aan economische visie. Een minder vergaande “second best”-oplossing is het doorlichten van elk ministerie op hun economische focus en daar waar deze ontbreekt deze een integraal onderdeel laten uitmaken van het beleid. De vraag is: durven de Curaçaose bestuurders deze strijd aan; is er voldoende politieke ambitie gericht op economische groei?

Voor een deel heeft de particuliere sector op Curaçao zich afgelopen jaren niet van haar beste kant laten zien. Veel bestaande bedrijven hebben ervoor geopteerd om in hun “comfort zone” te blijven zitten. Nieuwe producten en diensten, “made in Curaçao” bleven achterwege. Concurrentie wordt het liefst door wettelijke regels, bureaucratisch en soms corruptief handelen buiten de deur gehouden. Het aantal op Curaçao operationele multinationale bedrijven is verminderd waardoor er minder relaties bestaan met het buitenland. Daardoor wordt er minder geëxporteerd en blijven innovaties vaak achterwege. De economische problemen in Venezuela versterken dit proces.

Maar de economische malaise heeft er wel voor gezorgd dat ondernemerschap weer in de belangstelling staat. Niet iedereen wil afwachten; velen beginnen eenvoudig als zzp-er. Echter, vooralsnog laat het aantal weinig succesvolle “start-ups” en “scale-ups” nog te wensen over.

Belangrijk is dat ondernemers, starters en buitenlandse investeerders de ruimte krijgen om te doen waar ze goed in zijn. Daarbij is het de taak van de overheid om faciliterend op te treden, concurrentie te bevorderen, een “level playing field” te creëren en om de “cost of doing business” omlaag te brengen. Flexibilisering van de arbeidsmarkt maakt daar ook onderdeel vanuit.

De “Cruyffiaanse”-uitspraak, “elk nadeel heeft zijn voordeel” zou ook op Curaçao kunnen werken.

De situatie is dusdanig dat het mogelijk moet zijn om de nationale “mindset” te veranderen. Op Curaçao moet ondernemen, innovatie, internationaliseren en concurreren weer hoog in het nationale vaandel komen te staan. Curaçao moet de plaats zijn waar het goed ondernemen, werken en leven is.

Van economisch recessie naar opportunities

Hoewel het moeilijke tijden zijn voor burgers en bedrijven liggen er talrijke economische kansen; zelfs meer dan voorheen omdat de afgelopen jaren weinig vernieuwends in de particuliere sector is gebeurd. Een aantal voorbeelden illustreert dat er veel kansen zijn om uit de recessie te komen:

  • Punda uitbouwen tot een centrum van recreatief shoppen uitgaan en samen met Pietermaai Smal maken tot een, in het Caribisch gebied, unieke “zone rosa”.
  • Verdere ontwikkeling van Pietermaai. Voorlopig onderzoek indiceert dat met een beperkte publieke investering van enkele miljoenen, 40-80 miljoen ANG aan nieuwe investeringen kan genereren aan renovatie en nieuwbouw.
  • Een zekere ontwikkeling voor 2018 lijkt de forse toename van het aantal hotelkamers met onder meer de (her-)opening van Marriott en mogelijke start van een aantal andere toeristische projecten.
  • Uitbreiding scheepsreparatie en aanpalende activiteiten. Met de komst van Damen ontstaan mogelijkheden om in aanpalende activiteiten in de haven en scheepsreparatie te investeren.
  • Renewable energy zorgt ervoor dat elektriciteitsproductie en -opslag zal in de toekomst er geheel anders uitziet. Hiermee zijn enorme investeringen gemoeid. Ook de elektriciens auto zal zijn intrede doen. De vraag is wil Curaçao hierin voorop lopen of de laatste zijn?

Voorts zijn er mogelijkheden voor het economisch ontwikkelen van de werven op Scharloo/kop van Fleur de Marie, wellicht controversieel Oostpunt, Bullenbaai, internationaal hoger en academisch onderwijs, airlift met Curaçao deels als overstappunt, ICT-toepassingen specifiek voor kleine eilanden en Caribisch gebied (denk aan “tech start ups” and “scale ups” bijvoorbeeld op gebied van “block chain technology”), meerdere grootschalige evenementen a la North Sea Jazz, gebruik van zeekabels waarop Curaçao is aangesloten, etc. 

Ook op microniveau valt er veel economische winst te behalen. Denk bijvoorbeeld aan de taxi’s op Curaçao: het product is kwalitatief onder de maat en te duur. Toestaan van Uber-achtige taxi-diensten zou kunnen leiden tot een 2 tot 4-voudiging van de markt voor taxidiensten en dito werkgelegenheid.

De verwachting is dat de wereldeconomie met 3,5% groeit in 2018. Door een meer internationale oriëntatie kan Curaçao meer dan voorheen meeliften op de mondiale economische ontwikkelingen.

Opportunities voor economische groei

Er zijn op Curaçao voldoende kansen voor innovaties, nieuwe producten, het aanboren van nieuwe markten en export. Punt is, entrepreneurs moeten de “opportunities” wel zien, de kans krijgen en deze oppakken. De overheid moet niet in de weg moet zitten maar juist faciliterend optreden.

Bestuurders en ondernemers moeten het lot in eigen hand willen nemen. Dat is de uitdaging, dan wordt 2018 het jaar van het oppakken van de “opportunities”.

Hoewel dat in 2018 nog geen economische groei oplevert op Curaçao wordt dan wel het fundament gelegd voor de welvaart en welzijn in de toekomst. Er is licht aan het eind van de tunnel.

Ik wens iedereen op Curaçao voorspoedige economische jaren toe.

Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven door Roland O.B. van den Bergh. ROB is econoom, onderzoeker en bestuurslid van de Association of Dutch Caribbean Economists.